Namen Van Vondelingen (2)

Omdat ik nog steeds geen bevredigend antwoord heb gevonden op welke namen (NL) vondelingen krijgen, ben ik toch eens verder gaan speuren.

Zoals uit het volgende zal blijken, kreeg een vondeling in de afgelopen eeuwen vrijwel altijd een traditionele voornaam, gevolgd door een achternaam die refereerde aan de vindplaats van het kind. Er waren ook uitzonderingen, zoals Adam Adamse.

Limburg
Op de site van de familie Hupkes kreeg ik voor het eerst een klein overzichtje. In het verleden mochten vondelingen geen bestaande familienaam krijgen, dus moest er een verzonnen worden.

De nieuwe achternaam werd vaak ontleend aan de omstandigheden bij de vondst van het kind, bijvoorbeeld de tijd of de vindplaats.

Voorbeelden die op de site worden gegeven:
– Satijn: genoemd naar het stukje satijnen stof dat op 18 mei 1819 op een vondeling werd aangetroffen.
– Dicht: genoemd naar het gedicht dat op het kind werd aangetroffen.
– Storm: ontdekt tijdens een storm.
– Palm: gevonden op palmzondag.
– Slagt: van de slachtmaand oktober.”

Roosendaal
Edward Boeren heeft in 2001 onderzoek gedaan naar vondelingen in zijn omgeving, soms zelfs in zijn stamboom! Hij vond een groot aantal kinderen dat te vondeling was gelegd:

– In 1691 Eva Verschueren, gevonden in – inderdaad – een schuur.
– In 1805 Cornelia van Aschkot. Zij zal gevonden zijn voor het askot of ashok.
– In 1815 Mattheus Kaf, die werd gevonden in een kafkot.
– In 1920 Johannes van de Vondeling, die simpelweg werd genoemd naar wat hij was. Zijn echte ouders hebben zich later overigens nog gemeld, waardoor hij uiteindelijk Johannes van Boxel heette.
– In 1821 Josephus van der Schuren, die door landbouwer Cornelis Aarde (what’s in a name) werd gevonden in of bij de schuur.

In de stamboom van Boeren overigens ook een aantal vondelingetjes zonder (bekende) achternaam: Maria (1632), Laurentia (1659), Adam (1683), Adrianus (1718) en Margarita (1774).

Achterhoek
Ook in andere delen van het land is het raak: “In 1807 is de Zinderdijk wederom in rep en roer: er is een pas geboren baby gevonden, een jongetje. Het wordt op 27 januari gedoopt door de pastoor van Zeddam. De pastoor noteert in het doopboek ‘gevonden in Sinderdinck en daarom zo genoemd’. Waarom het kind de voornaam Eugenius krijgt, is nog een vraagteken.”

Muntendam
1807: Jan Muntendam, gevonden in Muntendam

Hellendoorn
Johan Schuilenburg, in 1812 gevonden voor de voordeur van een hoeve met deze naam.

Amsterdam
In de hoofdstad werden aan het eind van de 18e eeuw vele honderden kinderen per jaar te vondeling gelegd. Deze kinderen hadden hun naam slechts een enkele keer op er een stukje papiert bij zich, meestal niet.

Bij gebrek aan geboorteakte werd een akte van vinding opgemaakt, op aanwijzing van degene die de vondeling wél bij de burgerlijke stand aangaf. Op de akte werden de omstandigheden tijdens de vondst vaak uitvoerig omschreven.

Soms mocht de aangever de voor- en achternaam van het kind kiezen, andere keren was dat een stadsbestuurder. De achternaam refereerde vaak aan de vindplaats:
– Johannes Marinus Bijdam (1798 en 1799) en Johanna Maria Bijdam (verschillende jaren) werden gevonden in de nabijheid van de Dam.
– Piet Zuur werd te vondeling gelegd bij een azijnmakerij.
– Jan van der Kruijs werd gevonden op de kruising Leidsegracht en Keizersgracht.
– Gerrit de Baan had als vindplaats Baangracht.
– Gerrit Overhaal werd gevonden aan de Overhaal aan de Cadijk.
– Jan Stadhuis, te vondeling gelegd bij, jawel, het stadhuis.
– Maarten Donlau werd op donderdag gevonden aan de Laurierstraat.

Ook de omstandigheden werkten soms inspirerend:
– Pieter Potloot had een met potlood geschreven briefje bij zich.
– Het tijdstip waarop het kind werd gevonden: Winter, Bijnagt, Vrijdag, Zondag.
– Ans Rustig dronk volgens het door haar moeder geschreven briefje iedere dag een vingerhoedje ‘rustwater’ (brandewijn en suiker…).

Verder lezen:
Vondelingen in België