Presentatrice Yvon Jaspers is moeder geworden van een meisje: Keesje Johanne.
Ach, als Guusje, Floortje, Geertje, Dirkje, Teuntje, Daantje en andere jongens-verkleinnamen populair zijn, kan deze er ook nog wel bij.
Toch kan ik me moeilijk losmaken van het hoofd van Tatjana Simic in Flodder als “Kees”. Weet u nog: “Oh buurman, wat doet u nu?”
Christine vond het volgende verhaal over Yvon die eigenlijk Kees wilde heten op Yvon Jaspers’ weblog:
SLOME, GEWONE YVON
Dat ik Kees heette, vergat ik steeds
Op mijn achtste deed ik een grote ontdekking. Tot die tijd was ik niet degene geweest wie ik eigenlijk dacht te zijn. Op mijn liniaal in mijn tekendoos, op mijn gum en op mijn schrift had ik mijn naam geschreven: Yvonne.
Pas toen ik mijn Holly Hobby-babyboek bekeek, zag ik mijn geboortekaartje. Een oranje kaartje met een groot konijn op de voorkant en binnenin: ‘Blij en gelukkig zijn wij met de geboorte van Yvon’. Vanaf die dag kras ik steevast de ‘ne’ door. Die ‘ne’ is zeer hardnekkig. Structureel staat ie er. Op brieven, in interviews en in aankondigingen.
Maar Yvon met of zonder ‘ne’, het blijft een lelijke naam. Wekelijks, hangend aan het aanrecht terwijl mijn moeder aan het koken was, hetzelfde ritueel. “Waarom ben ik Yvon genoemd?” “Waarom zijn de bananen krom?” “Nee mam, zeg nou…” “Daarom.” “Nee, daarom is geen antwoord.” Ze slaakt haar zoveelste diepe zucht: “Begin je nou alweer?” En ik, zeurend: “Maar ik wil ’t weten.” “Nog een keer dan. Omdat onze buurvrouw op de flat ook Yvon heette en dat was een heel leuke, vlotte meid, daarom.”
Op mijn school zaten drie Yvonnes. En omdat je natuurlijk anders dan anderen wilt zijn, werd die ‘zonder ne’ erg belangrijk. Ik had dan ook erg te doen met de vier Moniques, de vijf Sandra’s en de vijf Suzannes. Ik denk dat de helft van de vrouwen die nu 28 is, een van die namen heeft.
Ik leerde een Geertje kennen. Dat was pas een leuke naam! En een Mijntje. Zo wilde ik heten. Dan zou het leven veel eenvoudiger zijn, want je was in elk geval bijzonder door je naam. Of Pleun, of Sanne, of Roos. Maar niet zo’n slome, gewone Yvon. Dan heb je sowieso een achterstand.
Toen ik in de zesde zat, bij meester Jack, veranderde Ursula haar naam. We liepen naar gym over een wandelpad door een nieuwe woonwijk. Iedereen een gymtas op de rug, hand in hand, twee aan twee. Meester Jack achteraan. Voor mij liepen twee Sandra’s. Ik liep samen met Lotte. Achter ons liep Ursula hand in hand met Shirley. Ik hoorde Ursula zeggen dat ze niet langer Ursula wilde heten omdat ze door haar vader zo was genoemd, maar die had haar moeder in de steek gelaten, dus vanaf vandaag heette ze Cilla. Dat was ook veel mooier. Dat vonden Shirley en de Sandra’s ook.
Aan het aanrecht. “Mam, mag ik mijn naam veranderen?” “Waarom?” “Nou, daarom.” Zucht. “Maar hoe zou je dan willen heten?” “Kees, dat vind ik nou echt een leuke naam. Die past bij mij.” Ik heb vervolgens een week Kees geheten. Maar ik vergat het steeds. Als mijn moeder riep dat Kees moest komen eten, keek er niemand op.
Mijn broertje werd geboren toen ik negen was. Hij was de verlosser. Hij kon geen Yvon zeggen en noemde me altijd ‘Y’. Na een paar weken noemden al mijn vriendinnen en mijn hele familie me ook ‘Y’.
Ik was tevreden.