Inleiding
De demografische ontwikkelingen in Amsterdam zorgen ervoor dat de verscheidenheid in voornamen toeneemt. Ten eerste worden er door een kleine babyboom gemiddeld meer kinderen geboren dan de afgelopen jaren, dus meer kans op verschillende namen. Daarnaast, en dat is een veel belangrijker ontwikkeling, zijn er steeds meer kinderen met een niet-Nederlandse achtergrond, waardoor de aard en de verscheidenheid van voornamen in Amsterdam in enkele tientallen jaren erg is veranderd.
Geboorteoverschot
Er zijn in 1999 veel meer kinderen geboren dan de afgelopen jaren gemiddeld het geval was. Dit grotere aantal baby’s zorgde voor een groei in het bevolkingsaantal van Amsterdam:
“In 1999 is het aantal inwoners in Amsterdam met bijna 4.200 personen gestegen. Dit is voor het overgrote deel veroorzaakt door een groot geboorteoverschot van 3.500 personen. De invloed van migratie is beperkt.(…) De verwachting is dat de bevolking de komende jaren blijft toenemen. In de eerste plaats blijft er een vrij groot geboorteoverschot bestaan. In de tweede plaats zorgt de buitenlandse migratie voor de groei van de bevolking.(…) Doordat er tot 2010 in Amsterdam veel nieuwe woningen worden gebouwd, zal er tot die tijd geen substantieel binnenlands vertreksaldo ontstaan.”
Etnische groepen
Zoals de statistieken laten zien heeft de samenstelling van de Amsterdamse bevolking grote invloed op de naamgeving gekregen. Door vestiging vanuit het buitenland neemt het aantal personen dat tot de etnische minderheden behoort toe. Bovendien is er bij hen een vrij groot geboortenoverschot, waardoor deze groep relatief sneller groeit. In Amsterdam worden acht etnische groepen onderscheiden. Het geboorteland van de persoon in kwestie en dat van zijn ouders bepaalt zijn etniciteit.(…) Na de Nederlanders vormden de Surinamers de afgelopen decennia de grootste etnische groep. De laatste jaren is het aantal ‘overige buitenlanders uit niet geïndustrialiseerde landen’ echter sterk gegroeid. In 2000 is deze groep zelfs groter geworden dan de groep Surinamers(…)
Het aandeel kinderen dat tot een etnische minderheid behoort, zal niet verder toenemen. Dat komt doordat ouders in toenemende mate tot de tweede generatie etnische minderheden behoren en hun kinderen tot de derde generatie (waardoor deze) niet meer tot de etnische minderheden worden gerekend.(…) Op het moment is de groep nog beperkt in omvang, maar zij is de laatste zes jaar met 60% toegenomen.
Dit laatste betekent dat kinderen van nu nog jonge tweede generatie Turken en Marokkanen tot de etnische Nederlanders zullen worden gerekend. Bekend is dat de verschillende etnische groepen voor wat betreft de partnerkeuze nog vrij sterk gericht zijn op de eigen groep. Van alle gehuwden uit deze groepen was tot 1999 circa 95% met een partner gehuwd uit de dezelfde etnische groep (opvallend: in 1999 nog maar 75%!).
De voornamen van kinderen binnen deze groepen worden vaak bepaald door de cultuur en het geloof waarbinnen de ouders zijn opgegroeid. Daarnaast krijgen Turkse en Marokkaanse vrouwen nog altijd meer kinderen dan vrouwen uit de andere etnische groepen, alhoewel het vruchtbaarheidscijfer wel afneemt. Hoe dan ook, het aantal en het aandeel “niet-Nederland klinkende” namen in de Amsterdamse voorraad zal in de nabije toekomst zeker niet afnemen.
Uitstelmoeders
Opvallend is dat terwijl het vruchtbaarheidcijfer onder Turkse en Marokkaanse vrouwen dalende is, het bij de meeste andere groepen juist stijgt. Vooral het aantal kinderen van vrouwen boven de dertig jaar neemt toe. Dit hangt waarschijnlijk samen met de economische groei en de gunstige vooruitzichten van de afgelopen jaren. Veel vrouwen die het krijgen van het eerste kind een aantal jaren hebben uitgesteld, nemen alsnog een kind. Door de daling van de vruchtbaarheid onder grote groepen etnische minderheden, zal het geboorteoverschot de komende jaren naar verwachting wel weer afnemen.
Met name in de armere, “zwarte” wijken (Bos en Lommer, De Baarsjes, Westerpark, Zuidoost) is het aandeel nieuwgeborenen in de totale bevolking nog steeds relatief groot is. Ook in stadsdelen waar de bevolking in sommige wijken grotendeels bestaat uit allochtone gezinnen en in de andere wijken grotendeels uit tweeverdieners met jonge kinderen, ligt het geboortecijfer hoog. Dit verschijnsel is goed zichtbaar in Zeeburg, waar het zuidelijk deel (de Indische Buurt) “zwart” is en het noordelijk en oostelijk deel (respectievelijk het Oostelijk Havengebied en IJburg) voornamelijk “wit”. Stadsdelen die grotendeels “wit” zijn en waarvan de bevolking relatief oud is, zoals de Binnenstad en Zuideramstel, laten juist een relatief laag cijfer zien.
Bron informatie: Statistisch Jaarboek Amsterdam 2001, pagina 49-71, O+S (Amsterdam)